Geïrriteerd veeg ik de broodkruimels van het bed. Ik zie een olijfolie vlek van gisteren, bruine chocoladevlekken (hoop ik) en een rode vlek van die druppel chilisaus die naast m’n bord viel. Overal liggen haren en omdat het de afgelopen dagen geregend heeft staan er modderige voetafdrukken op ons turquoise vloertje. De bus ruikt naar natte washandjes en vieze wandelsokken en ik zelf ruik niet veel beter. We zijn inmiddels bijna drie maanden onderweg en dit is wat ik weet: je bus wordt nooit meer schoon. Als je beddengoed net verschoond is valt er tijdens het eten wat van je bord op je frisse lakens. Niet dat het wat uitmaakt, je was toch al per ongeluk met de broek die je al twee weken lang iedere dag draagt in bed gaan liggen. Er zijn dagen dat ik alle viezigheid probeer te omarmen en er zijn dagen dat ik een ochtend nodig heb om door mijn gemopper over elke haar op de vloer heen te komen. Elke dag wen ik een beetje meer aan deze smeerpijperij (Thijs heeft zijn vette haren sowieso vanaf dag één omarmt) maar of ik ooit volledig los kan laten dat de bus het grootste deel van de tijd een serieuze collectie vieze vaat, natte dweiltjes en ondefinieerbare etensresten herbergt: ik weet het niet. En of dat überhaupt iets uitmaakt heb ik ook nog niet besloten.

Ik schuif de deur van de bus open en ruik de nieuwe dag. Ik zet water op, Thijs zet muziek aan. Het is een wanstaltige lijst met Nederlandse hits maar ik brul toch luidkeels mee. We wilden vroeg de dag beginnen maar het regent een beetje en m’n boek is zo fijn en het holletje in ons bed is zo knus en ik heb tussendoor ook nog de slappe lach om een grapje van Thijs dus voor we het weten is het middag. We poetsen onze tanden en het is een goede dag dus we vergeten zelfs de deo niet. We lopen zonder route, eten samen met een kudde schapen onze lunch op en maken onderweg lijstjes van de allerleukste-dingen-van-de-afgelopen-maanden. We rijden naar een whisky distilleerderij en in plaats van de tien pond per persoon voor de rondleiding te betalen krijgen we een gratis proeverij van de whisky’s uit de winkel. We zijn inmiddels bijna drie maanden onderweg en dit is wat ik weet: er zijn dagen dat we het leven volledig uitspelen. Dat alles klopt. Het zijn de kampvuur-whisky-nieuwe-mensen dagen, de dagen dat we gillend van de kou en van het lachen proberen onopgemerkt onze billen te wassen onder de buitendouche, de dagen dat we samen een nieuwe houtopslag bouwen voor mensen die we niet kennen. We gaan op avontuur in de supermarkt en in de bergen en in het piepkleine buitenzwembad van een Engels gehucht. We zijn vrij en gelukkig en het leven is elke dag een verrassing: precies zoals ik het graag zie.

En dan zijn er ook nog alle dingen die zich minder goed op laten schrijven. Hoe het voelt als je eindelijk weer eens (warm) mag douchen zonder bikini aan. Hoe het is om volslagen tevreden in de deuropening van je bus te zitten, samen. Oud brood in oude hummus dippend, kijkend naar mensen met haast. De euforie toen we uitvogelden hoe we, als we een zakje in ons toilet hangen, in de bus kunnen poepen. Thijs buiten op een krukje – ogen nog maar net open – en dan daarna de overwinning: met je zakje ‘poepsoep’ naar de hondenpoepprullenbak. Hoe je wereld al snel voor een groot deel om juist deze triviale zaken draait: dat douchen, dat poepen, een schoon bed. Maar ook hoe ik soms een glimp opvang van twee lange zongebruinde mensen in een winkelruit. Hoogzomerblond, sterk, lachend en hoe ik dat dan het knapste stel van de wereld vind. Wild, vrij en gelukkig. Vossen en wilde zwijnen die ’s avonds om de bus heen scharrelen, een avond met z’n tweeën aan een tafel in het hostel die eindigt in twee tickets die voor een ander bestemd lijken, te mooi om waar te zijn. De avonden van chips en thee en films in bed, door je voorraam de zee.

We zijn inmiddels bijna drie maanden onderweg en dit is wat we weten: het is te kort om te kunnen zeggen dat we volleerde nomaden zijn, maar het is ook meer dan een uit de hand gelopen vakantie. We wonen in een bus en er zijn overwinningen en tegenslagen. Ze zijn groot en klein en soms ogenschijnlijk onoverkomelijk. We lachen en vloeken de dagen voorbij maar hebben niet één keer gedacht dat we misschien beter om konden keren. Deze bus is ons huis en we zijn meer dan bereid onze tijd en aandacht te steken in het laten slagen van dit zelfverkozen leven. Ook als dat betekent dat je soms twee uur met een teil onder je lekkende dakraam moet staan, of per ongeluk op een parkeerplaats terecht bent gekomen waar het ’s avonds stikt van de ratten. Vanmiddag picknickten we tussen de schapen en paarden en morgenochtend worden we wakker aan de voet van een berg die we meteen zullen beklimmen. Het is een uitzonderlijk en fantastisch leven en de dagen eindigen bijna altijd in een negen. Plus.

Het leven in een bus is elke dag anders, elke dag buiten, elke dag samen. Het is steeds proberen na te gaan wat je nodig hebt, steeds kiezen, steeds nadenken over wat we eigenlijk willen nu dat we elke dag helemaal zelf in mogen vullen. Het is bijna dagelijks nieuwe gezichten, namen, verhalen. Doodvermoeiend is het soms, maar niet elke dag. Nieuwe uitzichten, nieuwe supermarkten, nieuw verworven inzichten. Maar het is ook gewoon elke dag samen ontbijten in bed. Sojayoghurt met cruesli en fruit – Thijs z’n druiven doormidden gesneden, die van mij gewoon heel – en groene thee, elke dag. Elke dag tandenpoetsen (wel met elke dag dat nieuwe uitzicht), elke dag de watervoorraad checken, elke dag proberen te denken aan die schone onderbroek. Elke dag eerst een kus voor de dag begint.