Het is 2007. Florine en Thijs leren elkaar kennen in een soos voor verstandelijk beperkte jongeren waar hij stage loopt en zij vrijwilligerswerk doet en ze worden – hoewel het even duurt voor ze dat aan zichzelf en elkaar toegeven – halsoverkop hartstikke verliefd. Thijs heeft zijn opleiding bijna afgerond en Florine doet dat jaar examen. Ze heeft bedacht (of altijd geweten) dat ze op reis wil. Niet met de rugzak door Australië, zoals normale pubers wensen, maar met een oude Suzuki Swift zonder stuurbekrachtiging (liefkozend de tank genoemd) en een tent door Europa. De makers (oké, de moeder) hebben de stille hoop dat het zo’n vaart niet zal lopen maar er wordt gerekend, zeven dagen per week gewerkt en ineens zit daar ook die lange blonde jongen steeds vaker aan de eettafel. Hij wil ook op reis, zo blijkt al snel, en samen dromen ze verder. Het is 1 maart 2008. Het witte koekblikje is ingeruild voor een betrouwbaarder model en de auto is vakkundig volgestopt met vruchtenhagel en aanmaakzakjes kerriesaus. De moeders huilen en de verliefde melkmuilen rijden grijnzend weg. Vijf maanden later komen ze verliefder, vrijer, een illusie armer (het bleek helemaal niet vijf maanden lang vakantie te zijn en het regende eigenlijk ook wel heel veel) en duizend dromen rijker terug. Ze denken het zeker te weten: samen met elkaar in een tentje, leuker wordt het niet. In de jaren die volgen wordt er gestudeerd en gewerkt en gefeest tot ze met kleren en al in hun festivaltent in slaap vallen. Ze betrekken samen een stinkend appartementje in de Alkmaarse binnenstad, zodat de jassen thuis kunnen blijven als er bier gedronken wordt in de kroeg, en ze voegen hun platencollecties samen. Er worden plannen gesmeed om alles achter te laten en met een rugzak verder te gaan waar ze gebleven waren maar in plaats daarvan kopen ze een jaren ’30 paleis dat ze verbouwen en vullen met feestjes en vuurtjes en ook een tijdje met de paniek van een baan die niet voor haar is. Ze maken reizen. Ontdekken Amerika, IJsland, Japan en Oeganda en steeds weer zijn daar die plannen van echt weg, misschien ooit, toch, nu? Maar zij krijgt twee straten verderop een droombaan en hij had die allang dus genieten ze van vakanties, vrienden en familie en nog steeds thuis bij elkaar in dat huisje op de hoek. En toen was daar ineens een nacht in een Amerikaanse woestijn en blijkt er geen weg meer terug. Het moet anders. Niet omdat het gras groener is aan de overkant, maar omdat ons eigen gras zo mooi groen is gebleven door de jaren heen. We willen niet weten of het leuker kan, maar of het anders kan. Minder moeten, meer vieze voeten, minder haast en meer vrijheid om uit te zoeken hoe we een duurzame toekomst kunnen bouwen zonder opbranden, op ieder vlak. Het is 1 april 2018. Het huis is verkocht, de droombanen zijn opgezegd en een bus is verbouwd. Waar tien jaar geleden al over werd gedroomd gaat nu echt gebeuren en dat is doodeng en fantastisch en vooral heel erg surrealistisch. Vandaag propte ik al m’n kleding in een plastic bak en kocht ik mijn favoriete kruiden voor in ons zelfgebouwde kruidenrekje. Iedereen noemt het stoer maar er is in feite helemaal niks aan: we doen het gewoon omdat we voor ons gevoel niet anders kunnen. Dit is de plek waar we verslag zullen doen van onze reisoverpeinzingen. Niet om iemand te laten denken dat het gras waarop je een bus parkeert groener is, maar om ooit terug te lezen hoe we besloten dat het anders kon en toen zomaar zijn gesprongen.  
Foto’s door de getalenteerde Angelica Vis