Help je onthouden lief? Nee echt, help me goed onthouden.

Ik wil ze houden, allemaal. De grote en de kleine, de mooie, slechte, saaie. De dagen met strikken en de dagen met vallen. Van hoe de zon door de ramen viel of de regen op de tent. Van hoe jij op je beste en je slechtste dagen. Van hoe ik, maar dan liever toch alleen de goede. Ik wil de mensen in lijsten, goudomrand. De jongen die de whisky stal, en het meisje dat ons hart. Ik wil de steden en de dorpen, de vieze toiletten onderweg. Alle tafels waar we dronken, alle keukens waar ik kookte. Alle dagen samen, ik wil ze houden allemaal.

Ik wil die vogelspin die loom de weg over stak, weet je nog? Het asfalt deinde in de zon en ik zag hem echt wel eerder. Jouw eerste broodje pindakaas, die wil ik ook. En hoe de woestijn klinkt als de avond valt.

Ik wil van toen die keer blikken soep op open vuur. Van halve liters lauw bier en hoe we van chips en sla ons avondeten maakten. Van hoe jij later diep verzonken in een boek en ik toen heel hard de jukebox aanzette. Taylor Swift, goed onthouden, en ook hoe hard je schreeuwde.

Ik wil Japan in z’n geheel. Die nacht dat het binnen vroor en we witte wolkjes bliezen. Weet je nog, hoe koud? Hoe we aftelden tot één van ons in slaapzak naar de badkamer hupte en zich lachend een weg terug ons dekenfort in groef? Hoe goudgeel de bergen – handen om een beker thee – en hoe zwart daarna de nacht. Ik wil alle smaken – ook de vieze – en van hoe het rook op straat. Het zwart oranje van de tempel dat zich niet vast laat leggen. Ik wil het lied dat monniken zingen en hoe heilig dat dan ruikt. Ik wil de mensen, oh de mensen. Van hoe je heel hard kunt lachen samen zonder een woord te begrijpen. Warme koffie in onze handen gedrukt, de deur van de auto al open. Ik wil de kleine deurtjes en hoe jij zo groot en op je plek. Ik wil Japan schat, goed onthouden.

Nooit vergeten: dit gevoel van trots. Van jij en ik niet tegen maar met de wereld.  Van hoe m’n rode tas in al die kamers. Van hoe verse was steeds anders ruikt. Hoe jij steeds weer vrienden en ik toch steeds die bergen eten maakte. Al die angsten overwonnen, al die keren toch maar gaan. Steeds opnieuw beginnen. Steeds proberen te bedenken wat nu, wat morgen. Steeds beter leren dat niets soms ook voldoende is. Ik wil dit, dit hier, nu. Hoe jij het pad staat aan te vegen en ik binnen met m’n thee heel hard probeer niet te vergeten.

Ik wil de zee. Ik wil twee lijven in het water en hoe de zon met het water mee bewoog. Van hoe stoffige voeten en roodverbrande lijven aan het eind van de dag de schone lakens kreukten. De nacht zwanger van verlangen – buik aan buik rum cola’s – en hoe de zee ons ’s nachts in slaap en ’s ochtends wakker en een beetje misselijk golfde. Een laagje zand in de tas, een haan die kraait,  klamme handen heel kort even vast.

Van hoe dagen, nachten, weken maanden werden en ik niet één keer verlangend achterom keek. Van hoe jij, hoe wij, hoe alles samen, hoe alles altijd zo wel blijven mocht. Van gister en vandaag en die rum cola’s dus een week geleden. Help je goed onthouden?